T4 en FT4

 

Welk materiaal?

Bloed

Hoe wordt het materiaal verkregen?

Een buisje bloed wordt afgenomen uit een ader aan de binnenkant van de arm, meestal in de plooi van de elleboog. Om deze ader goed te kunnen zien en voelen wordt een stuwbandje strak om de bovenarm getrokken. In de ader wordt geprikt met een holle naald waardoor het bloed in het buisje wordt gezogen. De naald wordt maar één keer gebruikt en daarna vernietigd.

Hielprik: Met behulp van een speciaal apparaatje wordt een klein sneetje in het hieltje van de pasgeborene gemaakt. Hieruit wordt bloed verzameld op het hielprikkaartje met filtreerpapier.

Wanneer wordt deze test gedaan?

De dokter vraagt vrij T4 meestal aan nadat er een abnormale TSH testuitslag is verkregen. Soms wordt de T4 test tegelijk met de TSH aangevraagd om een compleet beeld te krijgen van de schildklierfunctie en het hypofyse-schildklierterugkopplingsysteem.

De testen worden meestal aangevraagd als een patiënt symptomen heeft van hyper- of hypotyreoïdie. Soms worden de testen aangevraagd tijdens routine bloedonderzoek.

Bij patiënten die behandeld worden voor schildklierziekten worden de TSH en T4 vaak periodiek aangevraagd om het effect van de behandeling te volgen.

Bij pasgeborenen om de schildklierfunctie te screenen.

Wat wordt getest?

De test meet de hoeveelheid thyroxine (T4) in bloed. T4 is een van de twee hormonen die worden geproduceerd door de schildklier. Het andere hormoon is trijodothyronine of T3. De productie bestaat voor 90% uit T4 (dat wordt opgeslagen) en slechts 10% is T3. T4 is vergeleken met T3 relatief inactief, maar kan in de lever en in andere weefsels worden omgezet in het veel actievere T3.

In het bloed is een heel klein percentage T4 aanwezig als vrij hormoon (ca. 0,03% is ongebonden). Het overgrote deel is gebonden aan eiwitten, vooral het thyroxine-bindend eiwit (TBG). Alleen het vrije T4(FT4) is in staat om hormonale werking uit te oefenen, hiervoor moet het eerst in de weefsels worden omgezet in T3. In het laboratorium wordt meestal alleen het FT4 bepaald.

Het lichaam heeft een terugkoppelingssysteem dat de productie van schildklierhormoon kan aan- of uitzetten. Zodra de concentratie schildklierhormoon (FT4 of T3) in het bloed daalt, wordt er door de hypofyse (een hormoonproducerend orgaan in de hersenen) thyroïd stimulerend hormoon (TSH) geproduceerd, dat de schildklier aanzet tot de productie en/of afgifte van opgeslagen T4. FT4 wordt vervolgens in de lever en andere weefsels omgezet tot het meer werkzame T3. Als de concentratie schildklierhormoon in bloed weer stijgt dan daalt de TSH productie van de hypofyse weer. Er is dus sprake van een terugkoppelingsmechanisme van schildklierhormoon (met name T3) op de hypofysaire TSHproductie.

Bij bepaalde aandoeningen wordt er te veel FT4 (hyperthyreoïdie) of te weinig FT4 (hypothyreoïdie) door de schildklier geproduceerd. Een overactieve schildklier, en dus een overmaat FT4, gaat gepaard met een verhoogde stofwisseling, met als gevolg een verhoogde hartslag, nervositeit, gewichtsverlies, moeilijk slapen, trillende handen en kenmerkende uitpuilende ogen. Bij vrouwen kan het ook lijden tot een onregelmatige menstruele cyclus. Een te langzaam werkende schildklier, en dus een te lage productie vanFT4, kan leiden tot gewichtstoename, droge huid, gevoel van koude, moeheid en bij vrouwen tot zware menstruaties.

De meeste schildklieraandoeningen ontstaan door autoimmuunziekte, zoals de ziekte van Graves (hyperthyreoïdie) en Hashimoto’s schildklierontsteking (hypothyreoïdie). Ander oorzaken voor een verstoorde schildklierfunctie (zowel hyper- als hypothyreoïdie) zijn: een schildklierontsteking (thyreoïditis), schildklierkanker of een verstoord TSHterugkoppelingssysteem.

 

 

Wat betekent de uitslag?

De normaalwaarde voor FT4 is sterk afhankelijk van de leeftijd en het geslacht, maar bevindt zich bij volwassenen meestal tussen 10 en 25 pmol/L. Een hoge vrije T4 uitslag past bij een overactieve schildklier (hyperthyreoïdie), terwijl een lage vrij T4 zou kunnen wijzen op een te weinig actieve schildklier (hypothyreoïdie). De FT4 testuitslag alléén is onvoldoende voor een diagnose, maar kan voor de arts aanleiding zijn om extra onderzoek uit te voeren naar de oorzaak van het tekort of het teveel aan schildklierhormoon.